SV | Maar wat zult gijlieden doen ten dage der bezoeking, en der verwoesting, [die] van verre komen zal? Tot wien zult gij vlieden om hulp, en waar zult gij uw heerlijkheid laten? |
WLC | וּמַֽה־תַּעֲשׂוּ֙ לְיֹ֣ום פְּקֻדָּ֔ה וּלְשֹׁואָ֖ה מִמֶּרְחָ֣ק תָּבֹ֑וא עַל־מִי֙ תָּנ֣וּסוּ לְעֶזְרָ֔ה וְאָ֥נָה תַעַזְב֖וּ כְּבֹודְכֶֽם׃ |
Trans. | ûmah-ta‘ăśû ləywōm pəqudâ ûləšwō’â mimmerəḥāq tāḇwō’ ‘al-mî tānûsû lə‘ezərâ wə’ānâ ṯa‘azəḇû kəḇwōḏəḵem: |
Maar wat zult gijlieden doen ten dage der bezoeking, en der verwoesting, [die] van verre komen zal? Tot wien zult gij vlieden om hulp, en waar zult gij uw heerlijkheid laten?
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Maar wat zult gijlieden doen ten dage der bezoeking, en der verwoesting, [die] van verre komen zal? Tot wien zult gij vlieden om hulp, en waar zult gij uw heerlijkheid laten?
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!